De Hoge Middeleeuwen
De Hoge Middeleeuwen (ca. 1000-1250 CE) zijn een tijd van bloei op het gebied van cultuur. Na de val van het Westerse Romeinse Rijk en de heropbouwperiode van de Vroege Middeleeuwen, ontwikkelden in deze periode de beginselen van de Renaissance en de Vroegmoderne tijd. De handel leefde verder op, er kwam opnieuw interesse in de Oudheid, en de invloed van de Katholieke kerk was op haar hoogtepunt. Dit was echter nog steeds een tijd van politieke onrust, met bijvoorbeeld de Normandische verovering van Engeland in 1066 en de aanhoudende Reconquista van het Iberische schiereiland (nu Spanje en Portugal).
Door de opleving van de kerk werd er sterk ingezet op kloosterordes, de meest bekende hiervan de Benedictijnen en de latere Franciscanen. Deze kloosters werden het centrum van educatie, monniken hadden de tijd en het geld om hun tijd te spenderen door te lezen. Hierdoor kwam er een nieuwe fascinatie met oudere werken, vooral de christelijke werken van bijvoorbeeld Augustinus, maar ook Aristoteles kreeg opnieuw aandacht. In de loop van tijd is dit centrum meer naar het milieu binnen de stad verschoven, waar het centrum van educatie in kathedraalscholen lag. Dit waren de voorlopers van de universiteiten van de Vroegmoderne tijd. In deze kathedraalscholen werd voornamelijk aandacht geschonken aan de Scholastiek, de meest invloedrijke wetenschappelijk-filosofische stroming van de Middeleeuwen. Aanhangers baseerden zich op Aristoteles, maar ook op de werken van Arabische filosofen, wie al langer op basis van de Aristotelische logica werkten. De logica van de Scholastiek, gebaseerd op stellingen en tegenstellingen, heeft de beginselen gelegd voor de verdere ontwikkeling van de wetenschappelijke methode.
In deze tijd stabiliseerde de politieke macht, waardoor de hoven waar deze macht zich concentreerde de kans kreeg om een aparte cultuur te ontwikkelen. Deze cultuur had nog steeds veel invloed van de militaire cultuur, gezien in de hoofdrol die ridders speelden, maar ontwikkelde hierbij een cultus van de vrouw, waarin zij op een voetstuk werd gezet. Aan het hof werd verschillende soorten literatuur geproduceerd, bijvoorbeeld de ridderromans en de Arthuriaanse legendes. Binnen de stad ontstond er ook een nieuw soort cultuur, deze geleid door de studenten van universiteiten, deze was meer seculier en losbandig. De nieuwe kerken van de stad waren ook het beginpunt van architecturale ontwikkelingen, met name de gotische architectuur.
Middeleeuwse lapidaria
Algemeen
Hoewel lapidaria een lange geschiedenis hebben, worden ze pas in de Middeleeuwen echt populair. Marbodus van Rennes, wie ik later verder zal bespreken, vormt het begin van deze opleving. Zijn werk De lapidibus focust zich meer op de literaire en mythologische kant van stenen, in plaats van het meer wetenschappelijke aspect van eerdere auteurs. Zijn werk werd al snel razend populair en werd vertaald naar verschillende volkstalen. Dit werk is ook het begin van in vers geschreven lapidaria, een kenmerk dat voor Marbodus weinig gezien werd. Vanuit dit werk zijn er ontelbaar veel korte lapidaria ontstaan, en is deze traditie doorgegaan tot onze tijd. Marbodus bouwt wel op de informatie van zijn voorgangers, hij haalt vaak Plinius Maior en Solinus aan als bronnen.
Medisch
Buiten het puur beschrijvende aspect van lapidaria, zijn dit soort werken beter bekend om hun medische gebruik. Al vanaf het eerste Mesopotamische lapidarium is er een focus op de magische eigenschappen van deze stenen, en hoe deze op therapeutische wijze gebruikt konden worden. Dit aspect komt ook voor in zowel Theophrastus’ De lapidibus als Plinius’ Naturalis historia. Dit medische/therapeutische element wordt ook de focus van de vele latere middeleeuwse lapidaria.
Mystiek
Naast het beschrijvende en het medische ontstaat in de middeleeuwen ook een ander soort lapidarium, het christelijke lapidarium. Deze werken gaan in op elementen binnen de christelijke mystiek. Hierbij baseren ze zich op het christelijke geloof dat God alles in de wereld gemaakt heeft om de mens te helpen. Ook edelstenen en kristallen waren dus een teken van de kracht van God, en hieruit vloeit ook het medische element voort. Binnen de christelijke lapidaria is er veel aandacht voor de twaalf stenen genoemd in het visioen van het Nieuwe Jeruzalem aan Ezechiël, bijvoorbeeld amethist en onyx. Deze edelstenen worden ook verbonden met de twaalf stammen van Israël, en het borstharnas van de Hogepriester van het Jodendom. Daarnaast worden ook binnen de beschrijvingen van de stenen zelf allusies gedaan naar specifieke verhalen binnen de Bijbel. Op dit laatste punt zal ik verder ingaan in de bespreking van Marbodus van Rennes’ De lapidibus.
Marbodus van Rennes
Marbodus van Rennes (±1035-1123 CE) was een invloedrijke persoon in het milieu van zijn tijd. Hij was geboren in Angers, waar hij gedurende twintig jaar ook schoolmeester en aardsdiaken is geweest, en is op latere leeftijd bisschop geworden onder paus Urbanus II. Dit was tijdens een tijd van kerkelijke hervorming, de zogenaamde Gregoriaanse Hervorming. Deze was begonnen paus Leo IX, maar kwam pas echt op gang onder paus Gregorius VII, de voorganger van Urbanus II. De focus van deze hervorming was het inteugelen van de macht van de geestelijken, en het strenger zijn op het handhaven van het celibaat van de priesters. Het is gezegd dat Marbodus door Urbanus II persoonlijk tot bisschop is gemaakt, wat zou betekenen dat Marbodus een voorbeeld zou zijn van Urbanus’ ideale bisschop voor deze hervorming.
Hiernaast stond Marbodus bekend om zijn Latijnse werken. Hij was deel van een Franse heropleving van de klassieke stijl, en Marbodus stond vooral bekend om zijn zuivere en vlotte schrijfstijl. Marbodus heeft veel verschillende werken geschreven, van hagiografieën tot erotische gedichten. In zijn jeugd heeft hij ook frivolere gedichten geschreven, maar in zijn latere jaren heeft hij zich meer op didactische werken toegelegd.
Het bekendste werk van Marbodus van Rennes is zijn De lapidibus, een lapidarium over 61 soorten (edel)stenen. Dit boek was razend populair, het is in verschillende volkstalen vertaald, en vormde de basis van de verdere explosie van lapidaria tijdens de middeleeuwen. Hiernaast is het ook een formatief werk omdat het het eerste ons bekende lapidarium is dat in verzen is geschreven. Het volledige werk is in dactylische hexameters geschreven, een antieke metrische vorm vooral bekend uit de epische gedichten (zoals Homerus’ Ilias en Vergilius’ Aeneis). Hij heeft deze versvorm waarschijnlijk gekozen als deel van het teruggrijpen naar de klassieke stijl waar hij en zijn Franse tijdsgenoten bekend om stonden. Daarnaast is het mogelijk een poging om het werk meer gewicht te geven door de connectie met deze bekende werken te maken.
Ik heb de hexameters van de originele tekst in gewone proza vertaald, omdat wij het niet meer gewoon zijn om encyclopedieën in poëzievormen te lezen. Ik ben hier ook tegen de toon en taal van de New Age aangeleund om de overeenkomsten in de manieren van denken duidelijk te maken.
Jaspis
Jaspis staat bekend om zijn veelkleurigheid, er zijn namelijk zeventien kleuren bekend. Jaspis kan ook over de hele wereld gevonden worden, waardoor iedereen deze steen ooit wel eens is tegengekomen. Iedere kleur jaspis heeft zijn eigen eigenschappen, maar doorzichtig groen jaspis is over het algemeen de krachtigste soort. Gedragen aan een kettinkje of armband weert deze jaspis koorts en oedemen af, en helpt het vrouwen tijdens zware bevallingen. Opgeladen in maanlicht dient jaspis ook als bescherming, versterkt het de natuurlijke aantrekkingskracht van de drager, en vult het de innerlijke kracht aan. Jaspis is ook goed in het verdrijven van negatieve energie. Het is aangeraden om jaspis in een zilveren sieraad te dragen, dit versterkt zijn eigenschappen.
Jaspis is in het hedendaagse New Age milieu nog steeds een populaire steen. In dit fragment is dan ook te zien dat de populaire opvattingen over jaspis niet veel veranderd zijn, een van de voornaamste medische gebruiken is nog steeds voor de behandeling voor koorts. Hiernaast is de beschermende kracht van jaspis hier ook al bekend. Opvallend is ook de verwijzing naar een daad die het kristal meer kracht geeft, hier vertaald met “opgeladen in maanlicht”, dit is zeker een punt van continuïteit tussen onze tijd en de middeleeuwen.
Op het gebied van christelijke mystiek is er ook over jaspis iets te zeggen. Jaspis is een van de twaalf stenen van het Nieuwe Jeruzalem en de laatste edelsteen op borstplaat van de Joodse Hoge Priester. Door dit laatste is jaspis verbonden met de stam van Benjamin, de jongste zoon van Jakob en Rachel. Het woord voor zeventien dat in de eerste regel van de Latijnse tekst gesplitst is in twee delen, ‘tien’ en ‘zeven’, is hier mogelijk een verwijzing naar. Tien kan verwijzen naar de tien zoons van Benjamin, de voorvaders van een deel van de Israëlieten. Zeven is een goddelijk getal op zich (denk de creatie van de wereld, waar God zeven dagen voor nodig had), maar ik bijvoorbeeld ook verbonden met de zeven vette en zeven magere jaren in Genesis. Dit verhaal is op zijn beurt verbonden met Joseph, de oudste zoon van Jakob en Rachel en de enige volle broer van Benjamin.
Alectorius
Alectorius ontstaat in de spiermaag van een haan die drie jaar gecastreerd is, en groeit hier gedurende vier jaar. Na deze vier jaar wordt de steen uit de spiermaag gehaald, waarna deze steen op veel verschillende manieren gebruikt kan worden. Alectorius is meestal klein, niet groter dan een boontje, en is volledig doorzichtig als helder water, vergelijkbaar met kwarts. De Romeinen hebben deze steen Alectorius genoemd, naar het Oudgriekse woord voor haan, alektor.
Een van de eigenschappen van deze steen is dat het de innerlijke kracht naar buiten brengt. Milo van Croton, een bokser uit het Oude Griekenland en vijfvoudig winnaar van de Olympische Spelen, stond erom bekend dat hij met Alectorius in zijn mond vocht. Ook zijn er verhalen van koningen uit oude beschavingen die deze steen gebruikt hebben als hulp bij veldslagen. Alectorius werkt ook in op de receptie van dorst als het in de mond wordt gehouden, zodat de dorst gelest wordt.
Bij een vriendengroep die uit elkaar is gevallen, is Alectorius de steen bij uitstek om dit te verwerken. Hij helpt namelijk met het bekomen van gezonde relaties en het herstellen van oude. Alectorius versterkt ook de communicatieve vaardigheden, en is dus perfect voor public speaking en presentaties. Hij geeft de speech meer overtuigingskracht, en zorgt voor een goede indruk op het publiek. Verder wordt Alectorius geassocieerd met het opwekken van de liefde, het versterkt namelijk de aantrekkingskracht van de vrouwelijke energie naar de mannelijke energie.
De effecten van Alectorius worden sterker gemaakt door het in de mond houden van de steen.
Alectorius is een steen die ons volledig onbekend is, ook de letterlijke vertaling ‘hanensteen’ roept alleen vragen op bij een hedendaags publiek. Toch was dit een steen die een grote rol heeft gespeeld in de vroegere traditie van lapidaria. De eerste bekende referentie naar deze steen komt uit de Naturalis historia van Plinius Maior, en vanaf daar is de steen tot in de 18e eeuw aanwezig geweest in lapidaria. Ik heb gekozen om deze steen te noemen omdat het een goed beeld geeft van de edelstenen die wij niet meer kennen, maar toch een grote rol hebben gespeeld in de vroege traditie rondom lapidaria.
De christelijke mystiek is in deze tekst goed te zien, beter dan in het fragment over jaspis. De haan is verbonden met de apostel Petrus, wie in de Bijbel drie keer Jezus verloochent voordat de haan kraait. Hiernaast is het getal drie ook een goddelijk getal, onlosmakelijk verbonden met de Heilige Drie-eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. In de evangelie van Marcus wordt gezegd dat de haan bij Petrus’ derde verloochening voor de tweede keer kraait, een detail dat in geen van de andere evangeliën voorkomt. Ook deze twee is in de Latijnse tekst te vinden, in de splitsing van 'vier' tot 'twee keer twee' in de Latijnse tekst.
Bronnen en verder lezen
Duffin, C. J. (2007). Alectorius: the cock’s stone. Folklore, 118(3), 325-341.Harris, N. E. (2009). The idea of lapidary medicine [proefschrift]. Rutgers University.
Hoyt, R. S., & Chodorow, S. (1976). Europe in de Middle Ages. Harcourt Brace Jovanovich.
Lewis, J. R., & Melton, J. G. (1992). Perspectives on the New Age. State University of New York Press.
Lurio, M. B. (2005). A proposed genealogy for Marbode, Angevin bisschop of Rennes, 1096-1123. Medieval Prosopography, 26, 51-76.
Vind hier een versie van Marbodus van Rennes' De Lapidibus!